Vraag van de week (17)

Welke vraag kan je jezelf stellen wanneer er onrust in je groeit?

Hoe langer de corona-sage duurt hoe onrustiger mensen worden. Jij ook? De lockdown was tot nu toe redelijk goed te verdragen. Echter hoe langer het duurt, hoe meer mensen naar het einde verlangen. Er is spijtig genoeg nog geen perspectief. Stapsgewijs krijgt de exit vorm maar er is nog geen volledig einde in zicht.
Waaraan herinnert jou de onrust die vandaag in jou groeit? Wanneer heb je ooit iets gelijkaardigs ervaren? Wat waren toen de omstandigheden? Het is wellicht niet de eerste keer dat je onrust voelt groeien. Het is waarschijnlijk wél dat je geen lockdown hebt moeten beleven. Zelfs al kan je de actuele onrust niet helemaal vergelijken met een vorige ervaring dan nog kan je iets leren over hoe jij – op jouw manier – best met de groeiende onrust omspringt.
Een van de meest efficiënte manieren van aanpakken is het stellen van vragen, of beter, het stellen van de vraag die er écht toe doet, nu. Hoe formuleer je die?
Eerst een stapje terug. Onder ieder gevoel schuilt een behoefte. Je behoeften zijn je diepste verlangens. Een verlangen naar wat er niet meer is, naar wat eens was of een verlangen naar iets dat er nog niet is, en dat je moeilijk kunt bereiken. Het is daarom nuttig om je bij onrust eerst af te vragen: Waar heb ik nu behoefte aan? Van een onmiddellijke, oppervlakkige behoefte stap je een trapje lager naar een meer fundamentele behoefte: Welke fundamentelere behoefte zit hier onder en wil een antwoord krijgen? Ik denk bv. aan: veiligheid voor mijn kinderen en voor mezelf, nabijheid en geborgenheid, autonomie, verdriet toelaten en rouwen, loslaten, ontspanning, innerlijke rust, erkenning, welzijn, verbinding. De volgende stap is het erkennen en toelaten dat je die behoefte hebt.
Dan is het nu tijd om de vraag te stellen. 1. Schrijf een aantal vragen op die spontaan in je opkomen. 2. Kies de vraag die je het meeste aanspreekt om iets te ondernemen. 3. Schrijf de vraag bovenaan een blad papier. De vraag verwoordt wat je wél wilt (dus niet wat je niet meer wilt). 4. Onderlijn het werkwoord in de vraag. 5. Noteer nu onder je vraag twintig andere werkwoorden als alternatief voor het werkwoord in je vraag, actieve werkwoorden geen passieve (bv. krijgen). Noteer synoniemen, associaties, tegenstellingen of zelfs gekke invallen. Ga snel tewerk en laat je niet afremmen door je innerlijke criticaster. 6. Kies vervolgens uit die twintig het werkwoord dat het best uitdrukt wat je nu, fundamenteel, nodig hebt. 7. Herformuleer je vraag. 8. Luister naar het antwoord dat onmiddellijk in je opkomt.