Alvorens strategieën te geven om scherper waar te nemen en je inzicht te vergroten, eerst een aantal gedachten die de noodzaak aantonen om niet te snel te beweren dat je goed hebt waargenomen.
Ik zie ik zie wat jij niet ziet
Je ziet wat je ziet, je ziet niet wat er ‘is’. De wereld ‘is’ voor jou zoals jij hem waarneemt, omdat je hem waarneemt zoals jij hem met jouw beperkingen kunt waarnemen. Waarnemen is geloven … dat je ziet wat je ziet, dat je hoort wat je hoort, dat je ruikt wat je ruikt, dat je proeft wat je proeft, dat je voelt wat je voelt, dat je denkt wat je denkt. Je ziet datgene wat jij gelooft dat bestaat. Je gelooft dat wat jij waarneemt bestaat, zelfs al bestaat het niet. Wanneer je gelooft dat iets niet bestaat, bestaat het voor jou niet en neem je het niet waar, zelfs al bestaat het.
Je neemt waar met de kennis die je op dit ogenblik bezit én zonder de kennis die je niet bezit. Het niet bezitten van kennis is evenzeer bepalend voor wat je wel of niet waarneemt als het bezitten van bepaalde kennis. Aangezien je niet weet wat je niet weet, weet je ook niet wat je niet waarneemt van al datgene wat er wél waar te nemen is. Niet bewust zijn van het feit dat wanneer je waarneemt je tegelijkertijd iets niet waarneemt creëert enge kennis.
Verandering waarnemen
Veranderingen moeten al bijzonder groot zijn wil je ze opmerken. Een baby die groeit, de botten aan de bomen in de lente, je merkt pas een verandering op wanneer die flink groot is. Het oefenen om kleine veranderingen waar te nemen is nodig om te weten wat ‘verandering’ is. Wat voor jou ‘vast’ is en ‘onbeweeglijk’ is enkel zo omdat je als mens de enorme traagheid of de superhoge snelheid niet kunt waarnemen. We drukken verandering immers uit in een mensenmaat, bv. grootte, afstand en snelheid. Wat bv. voor jou ‘stilte’ betekent is enkel zo omdat je de zeer hoge of lage tonen niet opmerkt. Voor veel mensen is ‘stilte’ het niet verstoord worden door luide geluiden, want het constant geruis van het verkeer zijn ze al gewoon en horen ze niet meer. Wat we ‘geluid’ noemen is de uitdrukking van een mensenmaat. Voor al onze zintuigen (tien of meer) hebben we een mensenmaat. (1)
We zijn allemaal blind
Een kleurenblinde kan nooit uit eigen ervaring ontdekken dat hij kleurenblind is. Zelfs al test hij zichzelf in verschillende omstandigheden. De kleurenblinde ziet wel degelijk kleuren! Weliswaar anders dan de niet-kleurenblinden maar toch ziet hij kleuren. Het verandert niets aan zijn waarnemen om tegen een kleurenblinde te zeggen dat hij kleurenblind is. De kleurenblinde heeft immers een persoonlijke ervaring bij het waarnemen die even waardevol is als de ervaring van diegene die beweert niet kleurenblind te zijn. Hij moet dus op anderen vertrouwen die beweren dat hij kleurenblind is.
We zijn allemaal ‘blind’ voor iets. We hebben allemaal een gebrek – aangeboren of door het leven veroorzaakt – dat nooit kan worden hersteld of ongedaan worden gemaakt! We zijn allemaal in mindere of meerdere mate vormenblind, geurenblind, smakenblind, gevoelensblind, aanrakingsblind, gedachtenblind, verbandenblind, begrippenblind, enz.
kleuren = je kunt bepaalde kleuren niet zien
vormen = je kunt bepaalde vormen niet waarnemen
geuren = je kunt bepaalde geuren niet ruiken
smaken = je kunt bepaalde smaken niet proeven
gevoelens = je kunt bepaalde gevoelens niet voelen
aanrakingen = je kunt bepaalde aanrakingen niet ervaren
gedachten = je kunt bepaalde gedachten niet denken, je kunt slechts op een beperkt aantal meta-niveau’s denken
verbanden = je kunt bepaalde verbanden niet leggen
begrippen = je kunt bepaalde begrippen niet vatten, zelfs al heeft men ze je uitvoerig uitgelegd
In al deze gevallen geldt zoals voor een kleurenblinde = je kunt je blindheid niet via eigen ervaring ontdekken, je hebt anderen nodig om jou er opmerkzaam op te maken én je dient hen te vertrouwen wanneer ze beweren dat er iets valt waar te nemen dat jij niet kunt waarnemen.
Wat is ‘werkelijkheid’?
Je kunt jezelf niet controleren op wat je waarneemt. Anderen kunnen niet controleren of datgene wat jij zegt dat jij waarneemt datgene is wat jij werkelijk waarneemt. Toch zoeken we allemaal bij anderen de bevestiging dat wat we menen dat we waarnemen ook zo door anderen wordt waargenomen. Je hebt anderen nodig om met jezelf akkoord te gaan dat je ziet wat je ziet, hoort wat je hoort, enz. Het is deel van het ‘mensenspel’ om elkaar te bevestigen in het feit dat wat je werkelijkheid noemt ‘werkelijk’ is. Wat mensen niet kunnen waarnemen behoort niet tot hun ‘werkelijkheid’. Wat voor iemand ‘werkelijkheid’ is is niet alleen afhankelijk van zijn waarneming maar tevens van zijn geloof dat hij ziet wat hij ziet èn dat hij dat juist interpreteert.Het is voor geen enkel mens mogelijk alle verbanden waar te nemen in hun totale vierdimensionale interafhankelijkheid en hoe ze elkaar beïnvloeden.Uitspraken over de ‘werkelijkheid’ moeten steeds worden aangevuld met “voor zover ik kan waarnemen en begrijpen” èn met de respectvolle openheid dat anderen met evenveel recht de ‘werkelijkheid’ anders beleven en hanteren.
Dé grote valkuil: ‘waarnemen’ verwarren met ‘verklaren’
Luister eens aandachtig naar jezelf, naar wat je communiceert, je doet wellicht zoals iedereen = je deelt overwegend verklaringen, conclusies en meningen, soms vage vaststellingen uit derde hand. Het is erg moeilijk om eerst duidelijk te zeggen wat je zelf hebt waargenomen of waar je de gegevens hebt gehaald. Nog moeilijker is het om aan te geven wat je uit de gegevens selecteert als belangrijk, om vervolgens te vertellen wat de waarnemingen jou doen, hoe je er innerlijk op reageert en welke behoeften dit bij jou oproept. Wees gerust, deze vaststelling geldt voor alle mensen, we zijn allemaal ‘slordig’ in onze communicatie.
Scherper waarnemen = meer inzicht. Maar hoe?
Het is leerzaam om strategieën te hanteren die je in alle situaties helpen om je beperkingen te ‘overbruggen’.
De algemeen beste strategie is: stel vragen, voortdurend, duidelijke vragen, open vragen. Stel die vragen aan jezelf maar ook aan anderen. Stel vooral niet-bevestigende vragen. (2)
Een tweede strategie is: maak gebruik van de zintuigen van anderen. Zij zien wat jij niet ziet. Vraag naar wat zij waarnemen, opmerken, gewaarworden, vaststellen. Hou het simpel, vraag gewoon “Wat zie jij?”, “Wat ruik jij?”, enz. Vraag niet wat zij “er van vinden” (dan vraag je om hun mening) maar vraag wat zij hebben waargenomen en aan welke gegevens zij waarde hechten.
Een derde strategie: heb oog voor het ‘midden’ van het gesprek en welke informatie in het midden wordt gelegd en vooral welke gegevens er ontbreken. “Over welke gegevens beschikken wij niet?”. (3)
Een vierde strategie: vraag in gesprekken aandacht voor het ‘thema’. Het thema is datgene waar het op dat moment écht om gaat. Het ligt meestal verscholen onder de meningen en argumenten. Het thema is niet het onderwerp van het gesprek, niet datgene waarover er veel wordt gepraat of waar argumenten voor worden gegeven.(4)
Een vijfde strategie: deel je waarnemingen met anderen zonder (onmiddellijk) je conclusies te geven of je verklaring of je mening.
Tenslotte een strategie die je steeds bij de hand hebt: stel regelmatig bij jezelf de vraag “Wat haal ik hier uit voor mezelf?” of “Wat leer ik hier uit?” Oordeel niet maar noteer de punten die voor jouw kennisontwikkeling nuttig zijn.
———
(1) Over de verschillende zintuigen lees meer in het hoofdstuk ‘Zintuigen en wat je er mee doet’ in de tekst: Medeleven Empathie Mededogen → Korte teksten
(2) Lees meer in De kunst van het vragen en het Vragenkompas → Korte teksten
(3) Lees meer in: Hoe hou je het gesprek ‘in het midden’? → Korte teksten
(4) Over het onderscheid tussen het onderwerp van een gesprek en het thema van het gesprek lees je meer in het hoofdstuk ‘Communicatie draait rond vijf elementen’ in de tekst: Kies je voor een dialoog? Wat doe je dan? → Korte teksten
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...